Op dinsdag 12 maart hebben de groepen van regio de Kempen/Alphen en Altena-Biesbosch bijeenkomsten gehad ter voorbereiding van het teeltseizoen 2019. Bij beide groepen lag de focus op de actualiteiten in de gewasbescherming. Afgelopen jaar en ook in de komende jaren verdwijnen veel middelen uit het pakket. Daarom moet nagedacht worden over alternatieven, waaronder middelen met een lagere milieubelasting, meer biologische producten en mechanische onkruidbestrijding.
- In aardappelen worden sinds afgelopen jaar ervaringen opgedaan met nieuwe middelcombinaties, sinds linuron niet meer is toegelaten. Sencor mag niet meer worden toegepast in grondwaterbeschermingsgebieden. Verder zijn er nieuwe phytophthora middelen, zoals Diprospero en Zorvec, waarbij de laatste onder gemiddelde omstandigheden een interval heeft van 10 dagen. Ook is het nodig om ervaring op te doen met alternatieven voor doodspuiten, i.v.m. het intrekken van de toelating van Reglone. In de milieubelastingspunten scoren veel phytophtoramiddelen goed, maar in de alternaria bestrijding ligt hier een knelpunt met het veelgebruikte middel Narita.
- In de granen is altijd veel keus aan middelen en afgezien van straatgrasbestrijders is er veel keuze in middelen met een lage milieubelasting.
- In mais speelt vooral het verplicht inzaaien van een vanggewas bij aanvang van de teelt, voor of tijdens het zaaien van mais of na opkomst, omdat mais anders voor 1 oktober geoogst moet zijn.
- Er is gediscussieerd over de nieuwe aanpak voor de insectenbestrijding in suikerbieten, nu neonicotinoïden verboden zijn. Het belangrijkste is de monitoring van insecten en het voorkomen van bespuitingen met pyrethroïden, zodat de natuurlijke vijanden kunnen opbouwen.