Door gebruik te maken van schadedrempels en niet te snel in te grijpen bij het zien van de eerste luizen, geeft u de ontwikkeling van natuurlijke plaagbestrijders in het gewas meer kans. Als gevolg van deze populaties natuurlijke bestrijders hoeft u mogelijk helemaal geen insecticidebestrijding uit te voeren. Dit bespaart moeite en kosten.
De schadedrempel voor de coloradokever ligt per 10 planten op maximaal 1 kever, 25 kleine larven of 10 grote larven.
Momenteel worden nog weinig bladluizen en coloradokevers gevonden, daar hoeft dus in de meeste gevallen nog niet voor gespoten te worden. Ook de aardappeltopluis, veroorzaker van toprol, wordt weinig gevonden. Het is (vrijwel) nooit nodig een insecticide hiertegen in te zetten. Beoordeel uw percelen op bladluizen door verspreid in het perceel de onderkant van de onderste bladeren te bekijken of trek enkele stengels uit zodat gemakkelijk bladeren over de hele plant te beoordelen zijn. Coloradokevers zien we momenteel nog slechts pleksgewijs, voornamelijk op en vanuit opslagplanten.
Het nadeel van een standaard bestrijding is dat natuurlijke plaagbestrijders zich langzamer ontwikkelen en er later een groter risico is op het ontstaan van zuigschade door met name andere bladluizen. Zet zeker niet preventief een relatief goedkope pyrethroïde in. Hierdoor wordt de ontwikkeling van wegedoornluizen en vuilboomluizen alleen maar gestimuleerd!
Controleer regelmatig uw gewas en hanteer daarbij de volgende schadedrempels:
- Aardappeltopluis: Veld dicht 5 aardappeltopluizen per samengesteld blad.
- Overige bladluizen: Gemiddeld 50 bladluizen per samengesteld blad, en 25 luizen bij droogteschade.
- Coloradokever: Per 10 planten maximaal: 1 kever, 25 kleine larven of 10 grote larven.
In onderstaande tabel de mogelijke middelen en effect op diverse insecten:
