Schoon Water tip: Beheersing van aaltjes

Een belangrijk onderdeel bij de aaltjesbeheersingsstrategie is het nemen van bodemmonsters. Zo zijn voor een goede rassenkeuze van aardappelen de resultaten van een AM-bemonstering in feite onmisbaar (AMI-100). Daarnaast is het, vooral op de wat lichtere gronden, ook belangrijk om de situatie van vrij-levende aaltjes (Trichodoriden divers) en wortelknobbelaaltjes (Meloidogyne divers) te monitoren.

Aardappelen in bloei

Periode november/december
Voor een preventieve monitoring is het streven de bemonstering in een periode te doen waarbij de detectiekansen het hoogst zijn. In het algemeen is de periode november-december hiervoor het meest geschikt.

Vrij-levende aaltjes
Bij Trichodoriden is het belangrijk dat de bodem voldoende vochtig is. Let o.a. bij onderzoek naar vrij-levende aaltjes (Trichodoriden) erop dat de bemonstering niet vlak na een grondbewerking wordt uitgevoerd.

Wortelknobbelaaltjes
Ten aanzien van Meloidogyne populaties is bemonstering vooral zinvol direct na de teelt van een sterk vermeerderend gewas (o.a. aardappel, peen, gras). Bij onderzoek op wortelknobbelaaltjes of wortellesieaaltjes is het belangrijk om de monsters te analyseren mét incubatie-techniek.

Dit bericht is geplaatst in Aardappelen, Schoon Water voor Brabant, Teelttips, Vollegrondsgroente met de tags , , , , , . Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.