Dit jaar heeft het Gerstevergelingsvirus (BYDV) met name in de vroeg gezaaide tarwepercelen gezorgd voor opbrengstderving. Door het warme najaar van 2022 waren graanbladluizen nog laat actief, waardoor ze het virus konden overbrengen. Wanneer dit twee of meerdere jaren achter elkaar optreedt, kunnen ernstige gewasaantastingen en opbrengstdervingen ontstaan. Daarom is het belangrijk om dit jaar extra alert te zijn en maatregelen tegen BYDV te nemen.
Tijdstip van zaai
Door later te zaaien kunnen de bladluisvluchten ontlopen worden. Dit verkleint de kans op aantasting door BYDV sterk. Streef naar een zaai van wintertarwe vanaf 15 oktober. Zaai zeker niet voor begin oktober. Eén week vroeger of later kan veel verschil maken. Zaaien in de 2e helft van oktober om bladluisvluchten te ontlopen hoeft bovendien geen gevolgen te hebben voor de korrelopbrengst van wintertarwe. Het resultaat van meerjarige zaaitijdenproeven geeft aan dat de korrelopbrengst tussen eind september en half november gemiddeld weinig (< 5%) verschilt.
Controleer percelen met wintergranen
Er zijn ongeveer 20 soorten bladluizen die BYDV kunnen overdragen. Voornamelijk zorgen de vogelkersluis, grote graanluis en roos-grasluis voor virusoverdracht. Vooral naast erfbeplanting, percelen met graanopslag, dijken, vanuit maïspercelen of vanuit een slootkant. Via deze kritische plekken komen besmette luizen vaak het perceel op. Controleer uw gewas dus zeker op deze plekken.
Voer vervolgens alleen een bespuiting uit bij het vinden van luizen in het gewas. Geen luizen gevonden? Dan hoeft er dus niet gespoten te worden. Op de ‘Beeldenbank Gewasbescherming’ zijn beelden en beschrijvingen te vinden van heel veel ziekten, plagen en onkruiden en de gewassen waarin ze voorkomen.
Bestrijding
Deze bespuiting kan apart worden uitgevoerd of gecombineerd worden met de onkruidbestrijding na opkomst (let hierbij op voldoende bodemvocht voor een goede werking). Ons advies is wanneer nodig de bestrijdingen uit te voeren met 0,14 kg Teppeki. Deze geeft het minste belasting om het milieu en is daarnaast ook minder schadelijk voor nuttige organismen.