De groep van de regenwormen is een van de belangrijkste groepen dieren in de bodem. Probeer als kweker zijnde zoveel mogelijk rekening te houden met de aanwezigheid van deze zeer nuttige dieren in de bodem. Het behoud van een goede structuur en het omzetten van organisch materiaal in humus is zeer belangrijk voor een kwalitatief goede grond. Deze positieve eigenschappen van wormen geven een betere groei van de planten en minder belasting van het milieu, door o.a. het vasthouden van meer vocht en voedingsstoffen in de bodem en minder storende lagen!
Binnen de regenwormen kunnen drie groepen worden onderscheiden:
1) De voornamelijk rode wormen leven in de bouwvoor en de strooisellaag. Ze eten vers afgevallen plantmateriaal en mest aan de oppervlakte. De rode wormen gaan bij slechte omstandigheden (kou, droogte, voedselgebrek) snel dood, maar ze kunnen zich relatief snel vermenigvuldigen.
2) De voornamelijk grauwe wormen leven wat dieper, tot 40 cm diepte, en graven zich al etend door de aarde. De grauwe wormen kunnen bij ongunstige omstandigheden in een soort slaaptoestand overgaan in afwachting van betere tijden. Ze hebben dit ook wel nodig, want ze vermenigvuldigen zich traag.
3) De in verticale gangen levende wormen (pendelaars) leven van plantenresten die op de grond liggen en die ze de gang in trekken.
Landbouwkundige invloed op de bodem
Iedere soort worm heeft weer een andere invloed op de grond. Deze invloed is bijna altijd een positieve. De rode wormen breken mest en plantenresten af en produceren daarbij voedingsstoffen, maar voorkomen ook ophoping van organisch materiaal (zoals bij vervilting van de graszode). De grauwe wormen eten zich door de grond heen en bevorderen zo de bodemstructuur. Doordat ze zo humus aan klei binden en daarmee stabiele humus vormen, bevorderen ze de bodemvruchtbaarheid op lange termijn. Wormen die verticale gangen maken, hebben weer een heel andere functie. Deze wormen leven hun hele leven in een enkele gang en dragen op deze wijze weinig bij aan een goede bodemstructuur. Wanneer er een verdichte laag onder de bouwvoor aanwezig is kunnen zij deze evenwel doorbreken. Enerzijds kunnen de wortels door deze poorten weer naar diepere lagen, anderzijds kan er zo ook lucht in de ondergrond komen en kan overtollig regenwater snel afgevoerd worden zonder daarbij veel voedingsstoffen mee te nemen.
Grondbewerkingen zijn vaak funest voor wormen. Het is niet zo dat een dood gefreesde of geploegde worm snel weer vervangen kan worden door een andere. Hoe oud de wormen precies in de grond kunnen worden, is niet bekend. Bij teelt in bakken worden leeftijden van 7 tot 8 jaar gevonden.
Enkele veel voorkomende regenwormen:
Lumbricus terrestris (pendelaar) is de grootste in Nederland voorkomende regenworm. Leeft in verticale gangen. Bij uitstek de worm die verdichte ploegzolen losmaakt.
Grootte: 9 tot 30 cm lang
Kleur: bovenzijde rood, onderzijde lichter
Vorm: heeft een platte staart
Levenswijze: leeft in een verticale gang
Voedsel: strooisel dat aan de oppervlakte ligt
Leeftijd: 3 tot 6 jaar, volwassen in 350 dagen
Cocons: 38 per jaar per worm
Verspreiding: 3 tot 5 meter per kolonie per jaar
Aporectodea caliginosa is de meest voorkomende worm in Nederland. Hij leeft in de bovenste 40 cm. Doordat hij grond en plantenresten tegelijk eet, is hij een belangrijke structuurverbeteraar en vormer van stabiele, aan klei gebonden humus.
Grootte: 8 tot 14 cm lang
Kleur: variabel, grauw, soms wat blauw of roze.
Vorm: heeft een enigszins platte staart
Levenswijze: leeft in bovenste 40 cm; structuurvormer
Diapauze: gaat bij kou en droogte in een soort winterslaap om te overleven; kan ook overstroming met water overleven
Voedsel: meest al wat voorverteerd voedsel.
Lumbricus rubellus is een veel voorkomende donkergekleurde rode worm.
Grootte: 6 tot 15 cm lang
Kleur: roodbruin tot roodviolet
Levenswijze: in de strooisellaag, maar ook in de grond
Diapauze: op 45 cm diepte opgerold
Voedsel: vrij vers materiaal
Leeftijd: ca 3 jaar, volwassen in 180 dagen
Cocons: 80-110 per jaar per worm